Van oudsher gericht op de ontwikkeling en kwaliteitsborging van het vak, merkte het bestuur dat de leden in toenemende mate behoefte hadden aan ondersteuning bij hun positionering in het veld. De wijzigingen in de zorgfinanciering en in de registratie voor beroepsbeoefenaren, vroegen om een meer naar buiten gerichte opstelling van de vereniging.
De directeur van het bureau voerde met Antonie Reichling’s hulp een brede strategische analyse uit en formuleerde een aantal kernvragen voor behandeling door het bestuur, waaronder: staat de vereniging voor het beroep of de kunde van de zorgverleners?
De uitkomsten van de discussie stelden de directeur in staat een programma op te starten, waarmee de vereniging de groei inzette van vakgenootschap naar integrale belangenbehartiger voor het vak én de leden en naar een positie als volwaardige gesprekspartner voor alle betrokken partijen.